Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960

 

Artikel 26
1
Met inachtneming van de bepalingen van de Algemene Ouderdomswet de[Tekstcorrectie: ?de? moet zijn ?, de?] Algemene Weduwen- en Wezenwet onderscheidenlijk de Algemene nabestaandenwet zoals die luidden op de tijdstippen genoemd in dit artikel wordt ter uitvoering van deze wet:
a
tot de datum van 1 april 1985 voor de groepen, genoemd in artikel 8 van de Algemene Ouderdomswet, het in de beperking te betrekken bedrag van het ouderdomspensioen onderscheidenlijk gesteld: gerekend van 1 april 1960 af op € 465,58, € 732,40 en € 366,20; gerekend van 1 september 1962 af op € 500,9, € 770,52 en € 385,26; gerekend van 1 januari 1963 af op het volle ouderdomspensioen, met dien verstande, dat in gevallen als bedoeld in artikel 14, lid 4, van de Algemene Ouderdomswet, een weduwnaar tot het tijdstip, met ingang waarvan het hem toegekende ouderdomspensioen wordt herzien, wordt aangemerkt als te behoren tot de groep bedoeld in artikel 8, zesde lid, onder a, van die wet.
b
Vanaf 1 april 1985 voor de groepen, genoemd in artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet, het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen ouderdomspensioen gesteld op het volle algemeen ouderdomspensioen en vanaf de datum van 1 januari 1987 respectievelijk 1 april 1988 voor de groep, genoemd in artikel 9a , respectievelijk artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene Ouderdomswet, het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen ouderdomspensioen gesteld op het volle algemeen ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a , met dien verstande, dat het algemeen ouderdomspensioen dat krachtens artikel 18 van de Algemene Ouderdomswet is uitbetaald buiten beschouwing wordt gelaten.
c
voor de groepen, genoemd in artikel 19 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet respectievelijk de artikelen 17 en 25 van de Algemene nabestaandenwet, zoals die artikelen luidden op de hierna genoemde tijdstippen, het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen weduwenpensioen respectievelijk de uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet onderscheidenlijk gesteld: gerekend van 1 april 1960 af op € 658,89 en € 954,75 gerekend van 1 september 1962 af op € 694,28 en € 992,87; gerekend van 1 januari 1963 af op het volle algemeen weduwenpensioen respectievelijk de volle uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet;
d
voor de groepen, genoemd in artikel 20 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet respectievelijk artikel 29 van de Algemene nabestaandenwet, zoals die artikelen luidden op de hierna genoemde tijdstippen, het in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen wezenpensioen respectievelijk de algemene wezenuitkering onderscheidenlijk gesteld: gerekend van 1 april 1960 af op € 220,54, € 332,17 en € 435,63; gerekend van 1 januari 1963 af op het volle algemeen wezenpensioen respectievelijk de volle algemene halfwezenuitkering.
2
Voor de toepassing van deze wet worden vakantie-uitkeringen, bedoeld in de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet, geacht op overeenkomstige wijze als het algemene ouderdomspensioen, de algemene nabestaandenuitkering, de algemene halfwezenuitkering en de algemene wezenuitkering in termijnen te worden uitbetaald.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •